Waarom, vroeg een pleitbezorger voor privacy onlangs op Twitter, kreeg hij op sociale media advertenties te zien voor een merk tandpasta waarover hij nooit had gesproken of waarnaar hij nooit had gegoogeld?

Schrijver Robert G Reeve was een week bij zijn moeder geweest. Zijn moeder gebruikte een bepaald merk tandpasta en Reeve gebruikte een ander merk. Tijdens hun week samen hadden Reeve en zijn moeder het niet over tandpasta gehad, maar toen hij weer thuiskwam, werd Reeve bestookt met onlineadvertenties voor het merk tandpasta van zijn moeder. De vraag is: hoe kon dit gebeuren?

Leest u dit en krijgt u de neiging iets over de camera of microfoon van uw telefoon te plakken? Niet doen. Volgens Reeve is het antwoord veel minder spannend. Het kwam door data. Data op industriële schaal. In zijn bericht legde Reeve uit dat telefoons en de apps die we daarop downloaden, allerlei soorten data verzamelen, waaronder de ID van de telefoon, geografische locatie, e-mailadressen, aankopen en meer – en, grappig genoeg of niet, we vinken de vakjes af om hiervoor onze toestemming te verlenen. Die data worden vervolgens verkocht aan databewerkers die deze combineren met andere data uit andere bronnen om een veel uitgebreider gedragingenbeeld te creëren. Die data worden vervolgens aan adverteerders verkocht.

Maar hoe wist de telefoon nu welke tandpasta de moeder van Reeve gebruikte? Volgens meneer Reeve kwam dat doordat de locatiegegevens hadden laten zien dat hij een week dicht in de buurt van de telefoon van zijn moeder was geweest. Adverteerders zouden dit zien en hem dus advertenties laten zien, waarvan ze dachten dat die relevant voor hem konden zijn als onderdeel van die groep. Kortom: de adverteerders hadden 'geaggregeerde metadata' vergeleken.

In 2019 kreeg The New York Times een van deze bestanden met geaggregeerde data in handen. Het bevatte 50 miljard locatiepings van telefoons van meer dan 12 miljoen Amerikanen. Door de data te onderzoeken, kon het team van The New York Times bezoekers aan de landgoederen van Johnny Depp, Tiger Woods en Arnold Schwarzenegger identificeren en kwamen ze erachter dat een hooggeplaatste functionaris van het Amerikaanse Ministerie van Defensie in een protestmars was meegelopen.

Ik geef u deze voorbeelden niet om in discussie te gaan over de goede en slechte kanten van gegevensbescherming, maar om te laten zien hoeveel van ons dagelijks leven en ervaringen al wordt vastgelegd en omgezet in data die kunnen worden doorzocht en gecombineerd met andere datasets. De verklaring van Google is welbekend dat het haar missie is om alle informatie ter wereld te ordenen en zowel nuttig als toegankelijk te maken. Toen Google dit in 1998 voor het eerst aangaf, leek dat vergezocht. Nu, 23 jaar later, lijkt dit, gezien de voorbeelden die ik citeerde, werkelijkheid te worden.

Als alles werd gedigitaliseerd, zou dit natuurlijk een enorme invloed hebben op de verzekeringssector. Vanuit de optiek van de verzekeraar zouden we zo waardevolle risico-oplossingen kunnen leveren. Risico-overdracht, risicoadvies, modelleren, inzicht in data – al deze zaken zouden in grote mate worden verbeterd. Hierdoor zouden we veel beter risico kunnen waarderen en informatie uit de claimgeschiedenis kunnen halen.

Er bestaat echter een uitdaging die eerder dit jaar duidelijk voor mij werd, toen ik deelnam aan een paneldiscussie op de Business of Resilience Conference die werd georganiseerd door het Ministerie van Internationale Handel. Ik bood een LSM-perspectief naast andere vooraanstaande belanghebbenden, brancheleiders, overheidsadviseurs en deskundigen.  Daar legde ik tegenstellingen uit in hoe we denken over privé en eigendomsrecht aan de ene kant en openbaar en samenwerking aan de andere kant. Kortom, het eigendom van data van één bedrijf tegenover data die worden gedeeld.

Voor verzekeraars en tussenpersonen, die op een zeer concurrerende markt actief zijn, is het logisch dat ze hun data willen beschermen. Of we het nu toegeven of niet, de meesten van ons zijn van mening dat degenen die superieure data en informatie in hun beheer hebben waarschijnlijk naar de top zullen stijgen, zoals olie op water. Daardoor is het idee ontstaan dat data binnen de grenzen van een organisatie thuishoren.

Het congres waarover ik het eerder had, veranderde echter mijn mening over het eigendom van data. Organisaties als Liberty Specialty Markets moeten aan de behoeften van hun klanten voldoen om relevant voor hen te blijven en adequate kapitaal vereisten te handhaven. De risico's waarmee onze klanten worden geconfronteerd, zijn onderling echter steeds meer verbonden en worden steeds complexer, volatieler en duurder. Van cyber tot energietransitie, klimaatverandering, de pandemie en daarna, het wordt steeds duidelijker dat geen enkele organisatie de inzichten zal hebben om het verloop van één van deze risico’s wezenlijk te voorspellen.

Helder is dat de grote opportuniteiten voor onze sector in een opensourcebenadering van data liggen. In de voorbeelden die ik aan het begin van dit artikel noemde, werden data uit verschillende bronnen samengevoegd om een veel rijkere dataset te produceren. De moeilijkheid ligt natuurlijk in dat samenvoegen: bedrijven zijn terughoudend om hun data direct voor concurrenten vrij te geven. Het is overduidelijk waarom verzekeraar A niet zou willen dat verzekeraar B toegang heeft tot hun claimgegevens, dus is een andere aanpak vereist.

Andere sectoren hebben twee manieren ontwikkeld voor de omgang met data. De eerste is de verplichting tot het delen van data bij een overheid of regelgevende instantie in de sector. De tweede, wellicht aantrekkelijker voor de verzekeringsmarkt in Londen, is gebruikmaken van een onafhankelijke organisatie die optreedt als betrouwbare intermediair voor het beheren en analyseren van data namens de markt.

Het Open Data Institute werkt samen met bedrijven en overheden om open en betrouwbare ecosystemen voor data op te bouwen. Het wijst op het voorbeeld van HiLo Maritime Risk Management. HiLo is een gezamenlijk initiatief in de sector dat in 2016 is opgericht om risicomodellering in de maritieme sector te verbeteren. Door data van een reeks scheepvaartbedrijven samen te voegen, wist HiLo ongevallen met reddingsboten met 72% te verminderen, brand in machinekamers met 65% en bunkerlozingen met 25%. Klinkt dat indrukwekkend? Bedenk dan eens wat de Londense verzekeringsmarkt kan bereiken als ze data zo zou delen.

Door data te delen, komen we tot zinvollere statistieken – en aan de hand van die statistieken kunnen we trends en gedragingen in kaart brengen die zo alomvattend zijn dat geen enkele organisatie of individu dat overzicht alleen zou kunnen verkrijgen.

Tim Harford, de Undercover Economist bij de Financial Times, die onlangs een presentatie hield op een van onze Unique Perspectives evenementen, verwoordde zijn mening op briljante wijze. Hij beschreef hoe het eerste bewijs in de jaren 50 dat het roken van sigaretten de stijging in longkankergevallen veroorzaakte, niet afkomstig was van één ziekenhuis of medicus, maar uit een statistisch onderzoek van twee artsen die 40.000 andere artsen hadden gevraagd naar hun rookgewoonten en hun gezondheid. Voor het onderzoek waren specifiek artsen gekozen vanwege het feit dat ze hun dossiers nauwkeurig bijhielden en dat er wanneer een arts overleed een grondige autopsie werd uitgevoerd. Met betere data ontstonden betere statistieken. Hoe groter de steekproef was, des te nauwkeuriger waren de resultaten.

Reden te meer dus om data te gaan delen in onze sector. Denk alleen maar aan alle goeds dat we zouden kunnen bereiken. Antimededingingswetten en privacykwesties kunnen niet zomaar van tafel worden geveegd – kijk alleen al naar de gevoeligheden die er leven met betrekking tot voorstellen in het VK om de private sector toegang te verlenen tot patiëntgegevens van de National Health Service. Door data te delen, kunnen we echter grote voordelen behalen, voor zowel onze klanten als voor onze markt. De verzekeringssector is uniek gepositioneerd om dit te doen, omdat onze data commerciële, maatschappelijke en wetenschappelijke aspecten bevatten.

Het tandpasta merk van uw moeder promoten, is wellicht iets waar adverteerders naar streven, maar op de Londense markt kunnen we nog veel meer nastreven.